Dit weekend deed mijn zoon mee aan de Lego League. Dat zijn wedstrijden met zelf gebouwde en geprogrammeerde Lego-robots. Die robots moeten opdrachten verrichten. Op een knop drukken, een hendel overhalen, iets aantikken, iets oppakken. Om de robot zo ver te krijgen, moet hij heel precies geprogrammeerd worden. Hoeveel centimeter rijdt hij, wanneer draait hij, wanneer gaat de arm naar beneden, hoe rijdt hij weer terug? Een programmeerfout van 1 graad of 1 cm leidt direct al toe een mislukte missie.

In drie rondes mochten ze missies uitvoeren. En elke keer tussendoor programmeerden de teams hun robot nog preciezer. Een mislukte missie bekeken ze niet als falen, maar als aanwijzingen om beter te programmeren.

Veel hoogsensitieve personen vinden het verschrikkelijk als ze falen. Dat heeft te maken met de werking van hun hersenen. Die is erop gericht om alles in één keer goed te doen. Gaat het niet in één keer goed dan ervaren ze dat als falen.

Wat zou het mooi zijn als je iets wat niet goed gaat kan zien als feedback om je actie bij te stellen. Tony Robbins signaleert dit ook: Veel acties zijn maar twee millimeter ernaast, maar veel mensen stoppen omdat ze denken dat ze gefaald hebben.

Waarschijnlijk zat je op de goede weg, maar moet je nog één klein dingetje aanpassen. En misschien daarna nog een klein dingetje. Wat vind je belangrijker. Nooit te falen of je doel te behalen?

Het team van mijn zoon startte niet goed. Bij de voorbereidingen raakten ze een groot deel van hun programmeerwerk kwijt omdat de computer moest updaten. De eerste rondes mislukten dan ook veel missies. Maar ze raakten daar juist zeer gedreven door. Ze stelden bij, pasten aan, vroegen feedback aan anderen en gingen net zo lang door tot de robot goed werkte. Uiteindelijk ging de laatste ronde geweldig en behaalden ze de derde plaats.

Please follow and like us:

Pin It on Pinterest