Ik zat op de trap te huilen. Ik huilde zoveel en zo hard dat ik mijn eigen tranen doorslikte. Mijn moeder kwam vanuit de keuken naar me toe en vroeg: ‘Maar jij wilde dit toch zelf?’ Nog geen uur geleden had ik haar uitvoerig verteld over mijn plannen met mijn vriendje, voor het gemak noem ik hem even Joost. En ik had daad bij het woord gevoegd. Terwijl Joost de fietstocht van vijftien kilometer had getrotseerd om bij mij te zijn, sprak ik uit dat ik niet met hem verder wilde. Ik maakte het uit, zo noemden we dat op die leeftijd. Hij reageerde zoals ik had verwacht: verdrietig en boos. In shock verliet hij ons huis en fietste weer vijftien kilometer terug. We zouden elkaar wel weer zien, op het schoolplein, ergens bij de kluisjes van de middelbare school… ‘Wat is er dan aan de hand, het is toch goed zo?’ vroeg mijn moeder weer. Ze keek me onderzoekend aan, keerde zich om, ging verder met het opruimen van de keuken. Ik kon niet stoppen met huilen, verging van de pijn in mijn buik. Hoe moest het nu verder met die arme Joost?
De keerzijde van inlevingsvermogen
Het inlevende karakter van hoogsensitieve mensen zorgt er vaak voor dat we verdriet toelaten dat niet van onszelf is en dat we daar gerust een tijdje mee rondlopen. Dit verdriet nestelt zich letterlijk in ons lichaam, het krijgt daarvoor alle ruimte. De een voelt het in zijn of haar buik, bij de ander lijkt het alsof het hart verkrampt, sommigen krijgen hoofdpijn, maar emoties vinden ergens een plekje. In mijn jonge jaren ontstond dit verdriet vanwege vriendjes, maar nu ik volwassen ben kom ik mezelf ook regelmatig tegen als het gaat om me te veel inleven in de ander. Het is een kwaliteit, een waardevolle eigenschap die ons en de ander veel oplevert. Het is doorgaans heel puur en ontstaat vanuit zuiverheid. De ander voelt zich gezien en gehoord. Maar er is ook een andere kant; het is heel goed mogelijk dat je verdrietig wordt omdat het verdriet van de ander ons herinnert aan eigen ervaringen, maar die vormen van verdriet laat ik voor nu even buiten beschouwing.
Verdriet vreet aan je, zo luidt het gezegde en dat komen we met name in relaties tegen. Als het gaat om mensen die dichtbij staan is er sprake van een zeer dunne lijn tussen dat wat bij hen hoort en dat wat van jouzelf is. Die grensvervaging kan ervoor zorgen dat we een veelvoud aan verdriet met ons meezeulen. We houden zoveel van de ander, dat we alles wat hij/zij draagt ook op onze schouders leggen. Dat is ergens heel nobel, liefdevol en prachtig. Maar om zelf overeind te blijven is het heel gezond om af en toe van een afstandje te kijken naar dat wat de ander overkomt en het ook van hem of haar te laten zijn. Om het verdriet niet letterlijk op te drinken en eveneens van ons te laten zijn. Het ís namelijk niet van ons. Ik heb wel eens gedacht dat het ook best wel eigengereid is om het verdriet van de ander toe te eigenen, ook al doen wij sensitieve mensen dat met de beste bedoelingen.
Verdriet is net als de seizoenen
Wat mij doorgaans helpt is om te beseffen dat ook verdriet bij het leven hoort, net zoals er donker en licht is, zomer en winter, seizoenen gaan voorbij, zo heeft de natuur het geregeld. We hoeven dat niet te reguleren, laat staan dat we het zouden kunnen. Alles draait, bloeit en groeit op zijn eigen tempo en onder eigen, passende omstandigheden. Onze mooie hoogsensitieve eigenschappen zijn helend, hoopgevend en soms geschikt als een fantastische deken, laten we die gebruiken om empathie te tonen voor de ander, maar het verdriet daar te laten waar het hoort. Het bespaart onszelf behoorlijk wat leed en verkramping. Dit betekent niet dat we er niet voor geliefden met verdriet kunnen zijn, maar enkel als zachte deken en niet als spons om verdriet op te slurpen. Dat is volgens mij de enige manier om onze mooie eigenschappen in te zetten.
Mocht iemand in jouw omgeving worstelen met verdriet, bekijk dan eens dit filmpje van Brené Brown. Hierin wordt op een heldere manier uitgelegd dat er verschil bestaat tussen empathie en sympathie.
https://www.youtube.com/watch?v=1Evwgu369Jw
Sylvia Huberts (1985) groeide op in Groningen, leerde op jonge leeftijd dat ratio het wint van gevoel, maar kwam er rond haar 25e achter dat wat zij ‘heeft’ hoogsensitief wordt genoemd en dat je daar veel aan hebt. Ze studeerde rechten en werkte lange tijd als jurist in het sociaal domein. Zo ontwikkelde ze haar eigen kijk op ‘het systeem’ en werd ze zich er steeds meer bewust van hoe belangrijk het is om de fijngevoeligheid van mensen (en vooral kinderen) te onderkennen. Sylvia heeft een voorliefde voor schrijven en de afgelopen jaren heeft ze dat omgezet in een roman over hechtingsproblematiek, Het maandagskind (vanaf 16 maart 2020 te bestellen via Palmslag.nl). Op een toegankelijke en heldere wijze belicht ze thema’s die volgens haar bijdragen aan meer verbinding en gezonde relaties.